wapen

Bookshop

Ardea Alba

De tocht naar Corvey:

Dag 2: Laar - Grasdorf (Neuenhaus)

Burcht Gravesdorp
De Poaschebarg

Een inspirerende wandeling.

Er leiden, uiteraard, meerdere wegen naar de rijksabdij bij Höxter. De meest logische route zou, via Wietmarschen, Lingen, Bad Iburg en Bielefeld voeren, om tenslotte bij het klooster Corvey aan te komen. Daarbij had de pelgrim nog de keuze om onderweg wat zuidelijker, via Nordhorn of wat noordelijker, via Osnabrück te wandelen. De ware redenen wist ik op dat moment nog niet, maar voor mij was het duidelijk dat de reiziger via Gravesdorp, Bentheim en Steinfurt naar het oosten zou trekken. De ‘officiële’ beweegreden werd het afleveren van brieven aan de priester van de kerk in Uelsen. Broeder Dankwart zou dan ten slotte nog kunnen beslissen om, via de burcht aan de Vecht en het klooster van Wietmarschen, toch de standaard route te volgen.

De eerste kilometers voeren langs de doorgaande straat naar Emlichheim. Eenmaal afgeslagen, werd mijn aandacht al snel getrokken door een sprong van drie jonge reeën. Zij waren in volle ren, op de vlucht leek het wel. Waar waren de dieren van geschrokken? Voor mijn geestesoog zag ik een groep mannen te paard verschijnen: stropers. Zij joegen op het wild dat in feite bezit van, hetzij de bisschop van Utrecht (Twente), hetzij de graaf van Bentheim was. In het boek zou het gebied aan die zijde van de Vecht, de kant van de Heest, bevolkt worden door roofridders en ander gespuis. De aanvoerder van deze stropers moest dan een van hen zijn. Een eerste avontuur op de pelgrimage begon zich af te tekenen. Verderop, op weg naar Wilsum, begon het landschap iets te glooien. Ik wist op dat moment al dat op het hoogste punt, iets buiten het dorp, het versterkte huis van de stropershoofdman zou komen te staan. Zo begon voor mij het boek steeds meer tot leven te komen.

In Uelsen pauzeerde ik bij het oude romaanse godshuis. Tegenwoordig een gereformeerde kerk, in die tijd een bezit van het Sint Pieter in Utrecht. In een oorkonde uit 1131 wordt, op verzoek van ‘onze trouwe Hartbert(!)’, de kerk door bisschop Andreas van Utrecht aan de genoemde kapittelkerk geschonken. Uit het certificaat blijkt niet dat de schenker dezelfde persoon is als de latere bisschop Hardbert. In dat jaar was de kanunnik al tot proost van Sint Maarten benoemd. In de akten voor en na die van Uelsen wordt de geestelijke steevast als getuige genoemd, bij de genoemde oorkonde niet. Met betrekking tot de werkelijke herkomst van de bisschop en zijn broers, bleef deze oorkonde ook later steeds weer vragen opwerpen.

Het vervolg van de wandeling was niet erg bijzonder. Ik volgde de B-403 van Uelsen naar Neuenhaus, van oudsher de weg van Bentheim naar Venebrugge en dat deel van Salland. Het officiële einde van de route deze dag was de Poaschebarg. Op deze plek stond ooit de burcht van Gravesdorp. Volgens kenners moet het oorspronkelijk een mottekasteel zijn geweest. In 1165 wordt de ministeriaal Alardus van Gravesdorp in een akte genoemd. De volgende met die naam is heer Menso van Gravesdorp. Zoon van heer Lambert van Peize en familie van de heren van Coevorden. De burcht wordt als weinig belangrijk afgedaan. Toch stond zij op de grens van, eerst Twente, later Bentheim met Münster. Haar bezittingen grensden aan die van het stift Wietmarschen. De kastelein was, in ieder geval in het begin van de 13e eeuw, goed bevriend en zelfs verwant aan de burggraaf van Coevorden.

Contact

Ardea Alba © 2024 – Alle rechten voorbehouden